Grondvormen van het theologisch denken
Lieske Keuning 1-9-12
Academische voordracht gehouden op 3 november 1936 in de aula van de universiteit van Bazel door Karl Barth.
Het theologisch denken heeft net als het medische, militaire en artistieke denken zijn eigen opgelegde zakelijkheid. Net als elk ander denken zoals bijvoorbeeld in de techniek, de handel, de opvoeding, de sport of de politiek is het een door haar object bepaald en gebonden denken. Het kan een zeer gevarieerd denken zijn, zus of zo gekleurd door de verschillende omstandigheden of door de verscheidenheid van menselijke individuen, maar het is nooit overgelaten aan zichzelf, aan de tijdgeest of aan de willekeur van individuen.
Jezus Christus
Het object van het theologisch denken is de werkelijkheid waarin de christelijke kerk gegrond is, die de substantie van haar leven is en die de inhoud van haar boodschap vormt: de mens Jezus Christus, door de Heilige Geest in Oude en Nieuwe Testament als Woord van God betuigd.
Jezus Christus, het object van het theologisch denken, heeft zichzelf de weg, de waarheid en het leven genoemd.
1. Geschiedenis (weg)
Jezus Christus, het object van het theologisch denken, is een historische en historisch in bijbelse oorkonden betuigde werkelijkheid. Omdat het theologisch denken door dit historisch en historisch betuigde object gebonden is moet het een denken zijn dat een weg gaat en de vorm aanneemt van bijbeluitleg.
Het kan zich door de kerkgeschiedenis slechts laten onderwijzen voorzover deze (positief of negatief) de hoogst leerzame geschiedenis vormt van de bijbeluitleg tot nu toe.
De opgave van de bijbeluitleg bestaat hierin, het eens gesproken getuigenis aangaande Jezus Christus als de stem van toen nu en hier ten gehore te brengen. Altijd in deze vorm is dit denken jong, origineel, vruchtbaar, opwekkend en werkt het aanstekelijk. Altijd in deze vorm dient het de kerk en door de kerk de wereld.
Eens is de kerk ontstaan. Uit de herinnering aan dit ‘eens’ leeft zij. Dit ‘eens’is wat haar oordeelt, corrigeert, leidt en bewaart en dat daarom telkens opnieuw aan het woord wil komen. Wordt de theologie dit ‘eens’ ook maar een ogenblik ontrouw, proclameert zij een heden afgezien van dit ‘eens’ , dan zal zij zeker slechte theologie worden.
2. Kritiek (waarheid)
Jezus Christus is ook de waarheid. En waarheid wil zeggen: openbaring: het voltrokken onderscheid tussen licht en duisternis. Theologisch denken moet daarom in de tweede plaats een onderscheidend, kritisch denken zijn.
Het moet onderscheiden tussen wat het uit de Schrift heeft vernomen en wat daar door de mens naar eigen vrij goeddunken in of naast is gelegd. Het moet onderscheiden tussen wat aan haar object eigen is en wat daaraan vreemd is. Theologisch denken moet dus onderscheiden tussen waarheid en leugen cq. dwaling.
Theologie heeft een kritisch wachterambt uit te oefenen en moet niet worden tot een systematische theologie, die probeert om waarheid en dwaling te verenigen. Zo goed als bijbeluitleg niet mag worden tot een neutrale registratie van verre en vergane feiten uit het verleden. Bijbeluitleg is uitleg van Gods openbaring en Gods openbaring staat niet neutraal tegenover de waarheidsvraag.
Overige documenten
voor alle artikelen in de documenten klik op onderstaande link