Otten en Schoon te Lier... soms slaapt Luther daar tussen.
Zo kopte het Nederlands Dagblad op 28 oktober boven een artikel, geschreven door Jacolien Viveen, over twee leden van het OFK: ds. Idelette Otten en oud-katholieke priester Henk Schoon.

"Een protestantse dominee en oud-katholieke priester vullen naadloos elkaars zinnen aan als ze spreken over het belang van de reformatie, vasten en kerkelijke rituelen. ‘Hervormingsdag is er niet zonder Allerheiligen'. Ze wonnen ooit een prijs met de slogan: Twee geloven op één kussen, daar slaapt geen duivel tussen… daar is de Geest aan het klussen’. Voor dit interview komt Luther ertussen. De Duitse reformator die vijf eeuwen terug met 95 stellingen over het geloof een breuk veroorzaakte tussen katholieken en protestanten.

Een gesprek over de erfenis van die reformatie met dominee Idelette Otten en pastoor Henk Schoon (beiden 59 jaar). Ze delen meer dan dertig jaar huis, haard en geloof maar gaan ieder vóór in hun eigen kerk. Zij is dominee in de Protestantse Gemeente van Vleuten. Hij is pastoor in de oud-katholieke parochies in Utrecht en Dordrecht.

Twee voorgangers met dezelfde geloofstaal. Ze vullen elkaars zinnen aan of vatten samen wat de ander bedoelt. Schoon en Otten zijn, op milde toon, vurig pleitbezorger van de oecumene. Zij betreurt het bijvoorbeeld dat Hervormingsdag, de dag waarop de reformatie wordt herdacht, ‘is verworden tot iets tegen de katholieken. De vijand in het Lutherlied werden de Papen. Maar dat is een troostlied, geënt op psalm 46. God is onze vaste burcht, waar je op kunt rekenen in tijden van nood.'

Op 1 en 2 november, Allerheiligen en Allerzielen, staan kerken stil bij de overledenen. Van oudsher een katholieke traditie, nu breder gevierd. Juist op 31 oktober 1517, ‘welbewust de vooravond van Allerheiligen’, spijkerde Maarten Luther zijn 95 stellingen aan de slotkapel te Wittenberg. Dominee Otten citeert graag het dienstboek van de PKN: ‘De gedenkdag der kerkhervorming is ten nauwste verbonden met de aard van het ware kerkzijn, zoals dat op de Allerheiligen wordt gevierd’ en ‘een noodzakelijk moment van dankbaarheid, inkeer en bezinning.’

Het interieur van haar kerk ging onlangs flink op de schop. Doopvont, avondmaalstafel en kruis vormen nu de centrale lijn. De preekstoel staat aan de zijkant. Otten hoopt nog op een bord met al haar voorgangers: ‘Dominees én pastoors. Samen vormen ze alle heiligen die ons zijn voorgegaan. De kerk op aarde én in de hemel'. Hij: ‘Alle godsgetrouwen vormen één lange stoet. De heiligen gaan ons voor, de kopgroep is al in de heilige stad, Jeruzalem, gearriveerd. Wij stromen samen onderweg naar de stad van de vrede.’ ‘Die stoet begon niet bij Calvijn of Luther, zoals wij protestanten denken’, vult zij aan. ‘Welnee, die startte veel eerder. Bovendien wilde Luther de kerk ook niet splitsen. Maar hervormen. Vernieuwen.'

De voorgangers denken met warmte terug aan hun jeugd waar het geloof ze met de paplepel is ingegoten. Hij via zijn actief oud-katholieke moeder. Zij via haar vader, dominee in de Hervormde kerk. Dat beroep ambieerde ze als zestienjarige al. Pubers in de jaren zeventig. Veel generatiegenoten zeiden de kerk vaarwel, maar deze twee jonge gelovigen waren vastbesloten iets met de Bijbel te doen. Zo troffen ze elkaar bij de studie theologie in Amsterdam. Ook daar buitenbeentjes, want ‘kerkgangers’. Omdat haar vader stelde dat je goede redenen moest hebben niet naar de kerk te gaan. ‘Maar ik heb nooit een goede reden gevonden’, lacht ze.

‘Ik ben van jongs af aan gegrepen door het samen vieren in de kerk’, vertelt Otten. Voor Schoon voelt de kerk als één grote familie. Hij roemt de onderdompeling in de liturgie. ‘De overgave die start als je bij binnenkomst knielt voor het altaar. Je geeft de autonomie uit handen.’ ‘Ja’, beaamt zij, ‘ik heb echt leren knielen in zijn kerk. In het begin dacht ik nog: nee, ik ben protestant, ik blijf staan! We zijn een zitkerk. Bij ons is de preek belangrijk, bij de oud-katholieken wordt de dienst door alle rituelen één lang gebed. Dat is mooi. Wij zijn te veel ritueel kwijtgeraakt door de reformatie.'

Jaren geleden spijkerden Schoon en Otten zelf, met een tocht van de Raad van Kerken, Luthers stellingen op kerkdeuren. Hij herontdekte daarbij de rijkdom ervan. ‘Hoe komt een mens aan Gods heil? Dáár vroeg Luther weer aandacht voor. Verlangt een mens om opgenomen te worden in Gods heerlijkheid, gered te zijn, dan is dat voldoende om dat heil te verwerven. Daar is niets aanvullends nodig, geen aflaat of extra voorwaarden. Dus moeten we de kerk niet dichttimmeren met allerlei regels.'

‘Weet je wat de eerste stelling is?’, vraagt ze, om direct zelf te antwoorden, ‘doe boete.’ ‘Oh mooi’ zegt Schoon terwijl Otten doorgaat: ‘We moeten bewust zijn van onze kerkelijke scheuringen, we zijn niet compleet zonder elkaar. Dat moeten we ons aantrekken als kerk, boete doen.’ Hij half serieus, half schertsend: ‘Het boetekleed aantrekken.’ Dat is inderdaad wat ze bedoelt: ‘Niet de schuld bij de ander neerleggen, maar nadenken wat jij kunt doen om de breuk te helen.'

Dominee Otten toont een boekje dat in 2017 verscheen bij de viering van 500 jaar reformatie. ‘Het heet: Van conflict naar gemeenschap, over alle geschilpunten sinds Luther. Op veel punten is al overeenstemming. Maar als ik in het verpleeghuis voorga, vragen sommige ouderen: ‘Ik ben katholiek, kan ik wel naar jouw viering?’ Zo typisch, je bent katholiek of protestant. Ik wil beiden zijn! Waarom ze dat niet is? Bij ons huwelijk voelde ik me heel erg thuis in Henks Oud-Katholieke Kerk maar men had geen vrouw in het ambt en ik wilde na tien jaar studie wel graag werken. Die kerk was geen optie.’

Ze neemt af en toe iets over uit zijn preken, ‘nee hij niet uit de mijne’. Hij gaat te rade bij de Hebreeuwse en Griekse bronteksten. ‘Dat is echt hervorming: terug naar de bronnen.’ Volgens hem is dat niet voorbehouden aan de reformatorische kerken. ‘Maar zal ik nog even over boete…’ ‘Nee eerst die preken’, zegt ze haastig. ‘Hij heeft van die mooie exegetische vondsten. Ik zoek het meer in de actualiteit en soms gebruik ik zo’n mooie vondst van hem. Maar over die boete…’
Hij: ‘Ja, ik vond het zo mooi om in de Bachcantate voor Palmzondag in de Luthervertaling te lezen ‘hoe treed ik toe tot de verlosser, met een hart dat ik als een kleed voor hem uitspreid waarop hij kan binnentreden’. Dat is het! Daar gaat het bij boete om. Het uitzien naar de komst van de verlosser. De adventsgedachte.’

Beide voorgangers houden van de ‘uiterlijke tekens’ zoals de verbrande as van palmtakken die je op je hoofd uitstrooit. ‘Maar’ stelt Schoon ‘het gaat om die binnenkant, het boetvaardige hart. Wij zingen ‘Heer doe intocht in mijn gemoed’, dat is denk een oud-katholiek lied.’ ‘Welnee dat hebben wij ook’, zegt Otten en ze slaat het gezangboek open bij lied 442. ‘Net als met vasten, dat hoort bij advent, dat moet je voelen. Geen alcohol, geen vlees.’ Hij ziet dat niet als uiterlijk vertoon: ‘De bedoeling is om je hart open te stellen voor de intocht van God.’ Zij mist dat in haar kerk: ‘De aandacht voor vasten, ziekenzalving, het knielen, ik sla graag een kruisje.’ Luther stelde in stelling 62: ‘De ware schat der kerk echter is het heilige evangelie der heerlijkheid en de genade van God.’ Beiden: ‘Amen.’

Jacolien Viveen, Nederlands Dagblad, 28 oktober 2022