Nooteboom licht overalIn 2012 verscheen van de Nederlandse schrijver Cees Nooteboom, die ook in het Duitse taalgebied grote bekendheid geniet, de bundel ‘Licht overal’. Het gedicht ‘De tram’ spreekt over de kerk in de verleden tijd:

En vroeger?
Kazuifel, wijn. Een enkel
wonder? Alles in handen
van pausen en vissers.
Nu nooit meer.

Het volgende gedicht uit ‘Licht overal’ staat in diezelfde kenmerkende verleden tijd. Het heet ‘Utopia triumphans’; de toespeling op de zegevierende kerk is onmiskenbaar. Maar voor de dichter is de kerk iets uit het verleden.

En ook over God spreekt hij zo:

De godheid, die toen nog bestond,
zichzelf voor altijd genoeg, vol
zonder ons en alles doordringend,
een gulden vlies om de schepping,
elk lichaam omvattend in vuur

nu gedoofd.

‘Zichzelf voor altijd genoeg’ is theologie in een gedicht. Hedendaagse kunst is seculier, zo veronderstellen we vaak. Maar ondertussen zijn in het werk van Nooteboom religieuze thema’s en christelijke cultuur volop aanwezig.

zwagermanwakendOok een andere recente dichtbundel, Joost Zwagermans laatste boek, dat na zijn dood, in 2016 verscheen, is opvallend religieus. De gedichten tekenen de strijd van een ‘ik’ met zichzelf en met de leegte en met God:

In deze noodtoestand
ben ik Hem niet van nut.
Wat moet Hij ook met mij? Worstelend
met mens en ding heeft Hij
wel iets anders aan zijn hoofd.

De ik-figuur in deze gedichten van Zwagerman spreekt nu eens over God die er is, en dan over God die er niet is. Maar ook als de dichter zegt dat God niet aanwezig is, betekent dat geen afscheid, maar blijft hij over God denken. Eén van de laatste gedichten uit de bundel begint met een affirmatie:

Nochtans belijd ik
dat ik, tegen de klippen op,
uiteindelijk in Hem geloof.

Maar direct daarna voelt de dichter weer distantie, een distantie die hij aan God toeschrijft:

Zijn grootste en finale wapenfeit:
Hij is er niet.
Hij is alomvattende
afwezigheid.

De dubbelheid blijft. Toch komt de ik-figuur van Zwagerman niet los van God en blijft hij Hem – worstelend, soms verwijtend – zoeken. Tot in de laatste regel van het laatste gedicht blijft de dichter in relatie met God.

Martien Brinkman schreef zo’n 10 jaar geleden een boek over de presentie van Christus in de westerse film, literatuur en beeldende kunst sinds 1960 onder de treffende titel ‘Jezus incognito’. Maar in deze gedichten van Nooteboom en Zwagerman zijn de kerk en het geloof in God niet incognito aanwezig, maar openlijk, zij het dan als iets dat verloren geraakt is of waarmee de ik-figuur worstelt.

Zou het kunnen dat onze hedendaagse cultuur minder geseculariseerd is dan we gewoonlijk veronderstellen en dat er een onderstroom is van verlangen naar geloof?
En zou de scherpe publieke kritiek op de kerk vanwege de ernstige schandalen die in de laatste jaren openbaar geworden zijn, misschien niet alleen te maken hebben met morele ontzetting, maar ook met teleurgesteld verlangen?

Wim van den Dool


Cees Nooteboom, Licht overal, Amsterdam 2012, p.34-35
Joost Zwagerman, Wakend over God, Amsterdam 2016, p.44.79
Martien Brinkman, Jezus incognito. De verborgen Christus in de westerse kunst vanaf 1960, Zoetermeer 2012